Sunday, 22 January 2017

Het Schrijverke
Guido Gezelle

Gyrinus natans


O krinklende winklende waterding,
    met 't zwarte kabotseken aan,
wat zien ik toch geren uw kopje flink
    al schrijven op 't waterke gaan!
Gij leeft en gij roert en gij loopt zoo snel,
    al zie 'k u noch arrem noch been;
gij wendt en gij weet uwen weg zoo wel,
    al zie 'k u geen oog, geen één.
Wat waart, of wat zijt, of wat zult gij zijn?
    Verklaar het en zeg het mij, toe!
Wat zijt gij toch, blinkende knopke fijn,
    dat nimmer van schrijven zijt moe?
Gij loopt over 't spegelend water klaar,
    en 't water niet méér en verroert
dan of het een gladdige windtje waar,
    dat stille over 't waterke voert.
o Schrijverkes, schijverkes, zegt mij dan, —
    met twintigen zijt gij en meer,
en is er geen een die 't mij zeggen kan: —
    Wat schrijft en wat schrijft gij zoo zeer?
Gij Schrijft, en 't en staat in het water niet,
    gij schrijft, en 't is uit en 't is weg;
geen Christen en weet er wat dat bediedt:
    och, schrijverke, zeg het mij, zeg!
Zijn 't visselkes daar ge van schrijven moet?
    Zijn 't kruidekes daar ge van schrijft?
Zijn 't keikes of bladtjes of blomkes zoet,
    of 't water, waarop dat ge drijft?
Zijt 't vogelkes, kwietlende klachtgepiep,
    of is 'et het blauwe gewelf,
dat onder en boven u blinkt, zoo diep,
    of is het u, schrijverken, zelf?
En 't krinklende winklende waterding,
    met 't zwarte kapoteken aan,
het stelde en het rechtte zijne oorkes flink,
    en 't bleef daar een stondeke staan:
"Wij schrijven," zoo sprak het, "al krinklen af
    het gene onze Meester, weleer,
ons makend en leerend, te schrijven gat,
    één lesse, niet min nochte meer;
wij schrijven, en kunt gij die lesse toch
    niet lezen, en zijt gij zoo bot?
Wij schrijven, herschrijven en schrijven nóg,
    den heiligen Name van God!"

No comments:

Post a Comment

Note: only a member of this blog may post a comment.