From: Domus
Christine D'haen
Christine D'haen
Besloten, toebedekt, gebogen boven binnen,
gewield, gewiekt, met vinnen en één voet in 't zwemvlies,
doorwateraderd, sidderend onder stroom en stoomend
uit dakneusgaten, paarbaar bij de deur, beveld,
verdampt het huis, zijn darmen ruchtbaar, blaas en aars
buiten, vlak vóór de keuken, waar de kookpot rookt.
Waar ik, Jonas in walvischbuik, midden den walm
roer in 't mortier, kruiden en knoflook meng, besmeer
met buskruit buffelvleesch voor knapen; het dood gedierte
wordt daar, getroost voor slachtingssmart, geroosterd eerst,
herkauwd tot menschenlijf; de voorraadkruik met oliën,
wijnen, olijven, graan, bewaar ik daar voor later.